Gastsprekers uitgelicht: Frits, Rietje en Plony
woensdag, 23 oktober 2024
“Ik ben in 1934 als Joods jongetje geboren in Amsterdam. Als klein kind besefte ik nog niet wat het betekende om Joods te zijn. Maar toen een vriendinnetje ineens tegen mij zei: “ik mag van mijn vader niet met jou spelen, want je bent een Jood.”, besefte ik dat ik blijkbaar anders was. Op een gegeven moment mocht ik ook niet meer naar mijn lagere school in Hilversum, maar werd verplicht om naar een speciale Joodse school te gaan. En bij de snoepwinkel waar ik altijd zoethout kocht, was ik ook al niet meer welkom.
In 1942 moesten we onderduiken. Mijn broertje en ik troffen het slecht, want we werden allebeide op onze onderduikadressen mishandeld. Mijn zusje werd verraden en is in 1943 vermoord.
Toen mijn broertje en ik werden opgepakt, werden we opgesloten in het politiebureau in Utrecht. Drie dagen hebben we daar gezeten! Nadat ik werd vrijgelaten heb ik korte tijd ondergedoken gezeten op het adres waar mijn ouders ook waren, maar ook daar werden we verraden. Toen ben ik met mijn vader in Nijmegen terechtgekomen op weer een ander adres. Uiteindelijk kwam ik in Hoograven terecht, en daar ben ik tot de bevrijding gebleven.
Omdat ik door de oorlog een groot deel van de lagere school gemist heb, moest ik veel moeite doen om de leerstof weer in te halen. Op latere leeftijd ben ik toch nog gaan studeren en werd docent in het Voortgezet Onderwijs. Met het vertellen van mijn persoonlijke verhaal als gastspreker, hoop ik iets te kunnen bijdragen aan het besef dat discrimineren van mensen verschrikkelijke gevolgen kan hebben.”
Rietje de Haan - Kooistra
“Ik ben in 1940 geboren en samen met mijn vader, moeder en twee zussen woonde ik in de Spaarnestraat in Utrecht. In een klein, eenvoudig huis midden in de stad.
In 1942 kwamen er Joodse onderduikers bij ons in huis, ik was toen anderhalf jaar oud. Maar ik wist van niks, want vanaf het moment dat ze kwamen gingen alle deuren in huis op slot, met een slot aan de binnenkant én aan de buitenkant, en werd er erg geheimzinnig gedaan. Niemand mocht natuurlijk weten dat er 8 onderduikers waren. Overdag zaten zij in de afgesloten achterkamer, waar ik dus nooit mocht komen. En als er onraad was dan verstopten zij zich in de schuilkelder en de krappe geheime ruimte onder de gang die mijn vader had uitgegraven. Mijn zussen en ik werd niets verteld, want wij hadden onze mond voorbij kunnen praten. Als we toch iets meenden te horen of zien, dan werd dat stellig ontkend door mijn ouders. Dat er veel was aan de lijn hing wuifde mijn moeder weg met “ik doe de was ook voor mijn zus, want die heeft zelf weinig tijd.” Mijn oudere zus moest de boodschappen in verschillende winkels halen, zodat het niet opviel hoeveel we nodig hadden.
De verbazing was erg groot toen er op bevrijdingsdag ineens 8 mensen uit de achterkamer tevoorschijn kwamen! Hadden die al die jaren in ons kleine huisje gewoond?
Als gastspreker vertel ik graag mijn verhaal, om te laten zien dat mensen in nood altijd geholpen moeten worden én om te laten zien dat je niet rijk hoeft te zijn of in een groot huis hoeft te wonen om het verschil te kunnen maken.”
Plony Irrgang – van Busschbach
“Mijn vader Daan van Busschbach was 17 jaar toen de oorlog uitbrak. In 1943 krijgt hij een oproep om zich te melden voor de Arbeitseinsatz, waarna hij verplicht moet werken in een fabriek in Duitsland. Hij ontsnapt, maar komt korte tijd later toch weer in handen van de Duitsers die hem na een nacht in de gevangenis naar concentratiekamp Sachsenhausen sturen, waar hij na enige tijd wordt tewerkgesteld in een sub-kamp (werkkamp) in de buurt van Berlijn. In 1944 wordt hij opnieuw gedeporteerd: per SS-trein gaat hij naar Frankrijk, met als doel ondersteuning te geven aan het Duitse leger aan het front. De trein wordt regelmatig beschoten door geallieerden, dan moet hij dekking zoeken in de berm. Tijdens een beschieting weet hij te ontsnappen en vlucht naar Parijs. Na veel omzwervingen keert hij terug naar Amsterdam, is inmiddels ernstig ziek, en maakt dan ook nog eens de hongerwinter mee.
Mijn vader vertelde zijn verhaal uit het verleden, omdat hij het belangrijk vond. Hij is inmiddels overleden, maar ik neem graag voor hem het stokje over. Zodat het verhaal voortleeft en niet verloren gaat. Ik heb er als kind ondanks de gruwelijkheden die mijn vader heeft meegemaakt en de vele nachtmerries die hem bleven achtervolgen, weinig van gemerkt.”