Gastsprekers uitgelicht

woensdag, 17 januari 2024

Gastsprekers uitgelicht

In elke nieuwsbrief worden enkele personen nader uitgelicht. Dit keer drie Joodse gastsprekers die als kind hebben moeten onderduiken: Max (91), Channa (87) en Rudie (84). 

Max van Trommel

‘Ik ben in 1932 als Joods jongetje geboren in Rotterdam. Ik stond er niet bij stil dat ik Joods was, want we deden daar niets mee, we waren helemaal niet gelovig. De oorlog begon in 1940 met een enorme knal: door een bominslag stortte de voorgevel van ons huis in. Uit angst verstopte ik mij in een kinderwagen die in de kelder stond. Door de bombardementen op Rotterdam kleurde de lucht dagenlang rood van de vuurzee. Mijn vader vluchtte halsoverkop naar Engeland en ik bleef met mijn moeder en jongere broertje achter. Ik realiseerde mij pas voor het eerst dat ik Joods was, toen ik Jodensterren ophaalde. Die moesten we zelf kopen in een synagoge in de buurt. Dat was de eerste keer dat ik in een synagoge kwam. Die Jodenster was verplicht, elke keer als ik buiten was moest dat ding zichtbaar zijn op mijn kleding. En al snel mocht ik niets meer: niet naar de markt, niet met de tram mee, niet naar de gewone winkel. En ik mocht ook niet meer naar mijn eigen school, maar moest naar een speciale school voor Joden. Ik voelde mij uitgesloten, ik was blijkbaar uitschot. Toen het te gevaarlijk werd gingen we onderduiken. Allemaal op een ander plekje, zonder te weten waar de anderen waren. Omdat mijn vader er niet was, en ik de oudste zoon, was het mijn verantwoordelijkheid om mijn kleine zusje weg te brengen naar een onderduikadres. Het was afschuwelijk om haar daar achter te laten, bij die vreemde mensen. Maar het kon niet anders. Ik dook zelf onder in Borne, en al snel daarna bij boerderijen in Hasselo en Saasveld. In de drie jaar dat ik ondergedoken zat heb ik veel angstige dingen meegemaakt, zoals onverwachte huiszoekingen en beschietingen. Maar al met al heb ik best een goede onderduik gehad, bij fijne mensen thuis. Aan hen heb ik mijn leven te danken. Na de bevrijding zijn we nooit meer een echt gezin geworden. Daarvoor hadden we teveel meegemaakt en we waren uit elkaar gegroeid. Ook omdat we geen geld hadden, en mijn vader opnieuw vertrok, werden we weer apart van elkaar ergens anders opgevangen. Dat was een verdrietige tijd, vooral ook we hoorden dat mijn lieve opa en oma waren gedood in Sobibor, een vernietigingskamp in Polen.

Door te vertellen over de oorlog, hoop ik dat iedereen snapt dat geweld nooit een oplossing kan zijn. Oorlog levert alleen maar verliezers op, er is geen winnaar. De sporen van oorlog blijf je altijd van binnen voelen. Dat raak je nooit meer kwijt.’ 

In project 'Geef Vrijheid een Gezicht' verzorgt Max van Trommel ook duo-gastlessen met de Iraanse Parisa Akbarzadehpoladi. Parisa kwam als vluchtelinge naar Nederland, samen met haar twee kinderen. Wat hebben Max en Parisa gemeenschappelijk? En wat is voor hen de waarde van leven in vrijheid? Dit project is een samenwerkingsverband tussen het Steunpunt Gastsprekers & Vluchtelingenwerk.

Channa Walvisch

“Ik ben in 1936 geboren in Amsterdam. Mijn ouders hadden een handel in kolen en petroleum, ook verhuurden ze bakfietsen. Al snel na het uitbreken van de oorlog kregen we regelmatig huiszoekingen, want tja, wij waren nu eenmaal Joods. Gelukkig lukte het steeds om op tijd naar de buren te vluchten. Mijn vader was heel lief, maar ook een softie, hij was de eerste man die ik zag huilen. Ik had geen lieve moeder, zij was niet erg aardig, maar in de oorlog was ze een kei! Zij regelde mijn eerste onderduikadres in Den Bosch toen ik zes jaar oud was. Maar er werd daar nogal slecht voor mij gezorgd en ik had vreselijke heimwee. Tijdens de Kerst mocht ik eventjes naar huis en ben daarna niet meer teruggegaan naar Den Bosch.

Op een dag stond er een meneer aan de deur, hij stonk verschrikkelijk. Maar ik had als stadskind nog nooit een boer geroken! Ik moest mee en mijn moeder was hard voor mij: bij het afscheid mocht ik niet huilen en geen vragen stellen. Het was moeilijk en ik moest natuurlijk wel huilen. Ik ging mee naar de Haarlemmermeer en dit bleek het begin te zijn van mijn zwerftocht langs wel 15 verschillende onderduikadressen.

Ik kreeg een nieuwe naam en moest zeggen dat ik uit Rotterdam kwam en mijn ouders omgekomen waren tijdens het bombardement. En maar oefenen en het maar opschrijven. Tenslotte hoefde ik niet meer na te denken en zei mijn nieuwe naam zo maar. Bij een nieuw onderduikadres schrokken ze geweldig van mij: een meisje met pikzwart haar met vlechten, duidelijk Joods. Een Duitse soldaat kwam eens naast mij zitten in het gras, pakte de vlechten in zijn hand, bekeek ze en vroeg: Bist du Jude? Hij stond op en liep weg… Daarna werden mijn vlechten direct afgeknipt en zo snel het kon ging ik naar weer een ander adres. In Nieuw Vennep heb ik kort mijn vader en moeder gezien. Dat was heel vreemd en ik vroeg “Papa, waarom gaan we niet naar huis?”. Hij zei dat dat niet kon omdat wij Joods waren, maar daar snapte ik toen eigenlijk niets van. Want wat was dat dan, Joods?

Mijn vader werd later opgepakt, dat heb ik gezien, ik wilde naar hem toerennen maar werd door een politieagent tegengehouden. Ik verstopte mij drie dagen lang in een hooiberg en at rauwe eieren tegen de honger.

Na de bevrijding ging ik terug naar Amsterdam, ook mijn moeder, broertje en een tante hadden het overleefd. Ik spijbelde veel van school en ging dan naar het centraal station om te kijken of mijn vader misschien terug zou komen. Om op het perron te komen moest je een dubbeltje betalen, die pikte ik dan van mijn moeder. Maar mijn lieve vader is nooit meer teruggekomen…

De oorlog spookt nu nog vaak door mijn hoofd en soms heb ik er nachtmerries van. Maar ondanks alle narigheid en ellende gloort er altijd hoop aan de horizon.

Reactie van meester Peter: “Vanmorgen heb ik van u genoten! Een indrukwekkend verhaal met een prachtige boodschap. Alle kinderen waren onder de indruk en geraakt. U hebt het fantastisch gedaan.”

Rudie Cortissos

“Ik ben in 1939 geboren. Eigenlijk heet ik helemaal geen Rudie, maar Salomon: een mooie Joodse naam. De naam Rudie kreeg ik pas tijdens mijn onderduik, en die naam heb ik later gehouden.

Mijn familie handelde in bananen en zuidvruchten. Mijn vaders kant was Portugees Joods, mijn moeder was Duits-Joods. In 1941 werd ik als peuter op verschillende onderduikadressen in Amsterdam ondergebracht, zonder mijn ouders. Eerst bij de broer van mijn vader en al vrij snel daarna bij de familie Poort. Mijn onderduikvader had als Verwalter de leiding over de zaak van grootvader Cortissos overgenomen. Hier kreeg ik een nieuwe naam: Rudie Poort. Nog weer later kwam ik in het gezin van de familie Sakes. Het hielp wel dat ik blond was met blauwe ogen, dus ik viel niet erg op. Ik kon daarom gewoon naar de christelijke lagere school en ging zelfs zo nu en dan op bezoek bij ondergedoken familieleden.

Eind 1944 moest ik wederom vertrekken naar een ander adres, bij een mevrouw die Greta heette. Wat ik niet wist, was dat mijn vader daar óók ondergedoken zat. Maar voor onze veiligheid hadden ze mij dat nooit verteld: vader zat overdag verstopt in een lage ruimte tussen vloer en plafond. Bizar natuurlijk, dat ik maandenlang in hetzelfde huis ondergedoken was met mijn vader zonder hem daar ooit te hebben gezien.

Na de bevrijding werd ik herenigd met mijn vader, die vreemd voor mij was. Mijn moeder heeft de oorlog niet overleefd, zij werd in Sobibor in de gaskamer vermoord.

Tot 1949 hebben mijn vader en ik bij Greta gewoond, daarna trouwde mijn vader met zijn nieuwe vrouw. Greta verdween vanaf dat moment uit mijn leven, en met mijn nieuwe stiefmoeder had ik niet echt een hechte band.

Hoewel ik niet-Joods ben opgegroeid, heb ik na de oorlog heel bewust gekozen voor een intensief Joods leven. Wat een rijkdom! In het proces tegen John Demjanjuk, de kampbewaker van vernietigingskamp Sobibor, was ik mede-aanklager. Dat was erg emotioneel, maar ik móest dat doen om mijn moeder alsnog gerechtigheid te geven. Mijn moeder die in Sobibor was vermoord, en die ik nooit heb mogen leren kennen. Het gemis van mijn moeder en het gebrek aan moederliefde heb ik mijn hele leven gevoeld, dat is een verdriet dat ik nooit kwijtraak.

Als gastspreker wil ik kinderen deel laten uitmaken van de emoties en consequenties als iemand, hoe jong ook, wordt afgesloten van de buitenwereld en onder een valse identiteit door het leven moet. Dat zijn de gevolgen van de Holocaust en wie kan dat beter verwoorden dan iemand die het zelf heeft meegemaakt? 

Reactie van leerling Isa: “Ik vond het heel interessant dat hij kwam met een waargebeurd verhaal over de Holocaust. We vonden het ook heel erg zielig. Toen hij emotioneel werd, ging iedereen meeleven, we voelden zijn emotie. Ik hoop dat hij zo door blijft vertellen en dat wij het nooit zullen vergeten en ook doorvertellen aan anderen.”

Mediakit

Wenst u in contact te komen met een ooggetuige of gastspreker? Bespreek uw wensen met het team van het Landelijk Steunpunt Gastsprekers via Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken. of
06-21 95 52 68.

Heeft uw wens betrekking op Kamp Westerbork, neemt u dan contact op met onze collega’s van Kamp Westerbork via Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken. of 0593-592600.

steun ons